- Larissa : Zeg, Loïc, moet je veel in het huishouden helpen ?
- Loïc : Nee, ik help niet veel in het huishouden. En jij ?
- Larissa : Ja, ik help veel in het huishouden. Wat doe je nooit ?
- Loïc : Ik moet nooit strijken. En jij ?
- Larissa : Ik moet nooit de hond uitlaten want ik heb geen hond ! - Loïc : Wat doe je soms ?
- Larissa : Ik moet soms het brood kopen, een keer per week. Ik vind dat saai.
- Loïc : Ik stofzuig soms maar ik vind dat heel saai.
- Larissa : Ik vind dat ook saai.
- Loïc : Wat doe je vaak ?
- Larissa : Ik moet dikwijls op mijn kleine broer passen.
- Loïc : Ik moet dikwijls de hond uitlaten.
- Larissa : Als ik op mijn kleine broer pas, vind ik dat leuk.
- Loïc : Ik moet ook dikwijls de tafel dekken.
- Larissa : Ik ook, altijd. Ik vind dat saai.
- Loïc : Ik ook. Tot ziens !
- Larissa : Tot morgen !